ECLI:NL:HR:2018:1719

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 september 2018
Publicatiedatum
20 september 2018
Zaaknummer
17/04393
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake vennootschapsbelasting en griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 september 2018 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van Stichting [X] tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie met betrekking tot de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2013. De Rechtbank had eerder op 1 augustus 2017 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij belanghebbende verzet had aangetekend tegen de uitspraak van de Rechtbank.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad belanghebbende op 18 oktober 2017 heeft gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken heeft gesteld voor de betaling. Ondanks de bewering van belanghebbende dat het griffierecht tijdig was voldaan, heeft het onderzoek uitgewezen dat dit niet het geval was. De Hoge Raad concludeert dat het griffierecht niet is betaald en dat er geen bewijs is geleverd voor de gestelde betaling. Hierdoor is er geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en is openbaar uitgesproken op 21 september 2018.

Uitspraak

21 september 2018
Nr. 17/04393
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
Stichting [X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Noord-Hollandvan 1 augustus 2017, nr. HAA 16/4843 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2013 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 18 oktober 2017, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door de gemachtigde van belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 16 november 2017 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald.
In haar brief van 14 december 2017 heeft belanghebbende gesteld dat zij het griffierecht tijdig heeft voldaan. Hernieuwd onderzoek met inachtneming van de door belanghebbende vermelde gegevens heeft evenwel niet uitgewezen dat het griffierecht is betaald. De Hoge Raad komt op grond daarvan tot het oordeel dat het voor het beroep in cassatie verschuldigde griffierecht niet is voldaan. Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, levert onvoldoende bewijs op van de door haar gestelde betaling. Een en ander impliceert voorts dat er geen grond bestaat voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2018.