ECLI:NL:HR:2018:1717

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 september 2018
Publicatiedatum
20 september 2018
Zaaknummer
17/04309
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake vennootschapsbelasting en boetebeschikking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 september 2018 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van 25 juli 2017, waarin de Rechtbank het verzet van belanghebbende tegen de opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2013, de daarbij gegeven boetebeschikking en de beschikking inzake heffingsrente had behandeld. De Hoge Raad heeft in deze procedure de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 18 oktober 2017 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Aangezien het griffierecht niet tijdig is voldaan, heeft de griffier belanghebbende op 16 november 2017 de gelegenheid gegeven om binnen vier weken te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht. Deze termijn eindigde op 14 december 2017, maar belanghebbende heeft hier niet tijdig op gereageerd. De brief die op 15 december 2017 bij de Hoge Raad is ingekomen, is als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is gewezen door vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, en is in het openbaar uitgesproken op 21 september 2018.

Uitspraak

21 september 2018
Nr. 17/04309
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 25 juli 2017, nr. SGR 17/473 V, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2013 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting, de daarbij gegeven boetebeschikking en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 18 oktober 2017, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL op 20 oktober 2017 op het door belanghebbende opgegeven adres in ontvangst is genomen, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 16 november 2017, in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na deze datum mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Die termijn eindigde op 14 december 2017. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid niet tijdig gebruik gemaakt. De op 15 december 2017 bij de Hoge Raad ingekomen brief wordt als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2018.