ECLI:NL:HR:2018:1714

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 september 2018
Publicatiedatum
20 september 2018
Zaaknummer
18/02335
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake de inkomensafhankelijke bijdrage in de Zorgverzekeringswet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 september 2018 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie met nummer 18/02335. Het beroep was ingesteld door de erfgenamen van [A], die te [Z] woonden, tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 7 april 2017, betreffende een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage in de Zorgverzekeringswet. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld.

De griffier van de Hoge Raad heeft op 28 mei 2018 een verzoek gedaan aan de indiener van het beroepschrift om binnen vier weken een verklaring van erfrecht en een door alle erfgenamen getekende volmacht over te leggen. De indiener heeft echter niet aan dit verzoek voldaan, waardoor de Hoge Raad niet kon vaststellen dat het beroep in cassatie bevoegdelijk was ingesteld.

Om deze reden heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 21 september 2018.

Uitspraak

21 september 2018
Nr. 18/02335
Arrest
gewezen op het door
[X]te
[Z]ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 7 april 2017, nr. SGR 16/1162 V, betreffende een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage in de Zorgverzekeringswet.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens de erfgenamen van [A] gewoond hebbende te [Z].
Bij aangetekende brief van 28 mei 2018 heeft de griffier van de Hoge Raad de indiener van het beroepschrift verzocht binnen vier weken na de dagtekening van deze brief een verklaring van erfrecht en een door alle erfgenamen getekende en aan hem verstrekte volmacht over te leggen. De indiener van het beroepschrift is evenwel in gebreke gebleven aan dat verzoek te voldoen. Daarom kan de Hoge Raad niet vaststellen dat het beroep in cassatie bevoegdelijk is ingesteld, en zal de Hoge Raad om die reden het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2018.