Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
18 september 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 24 januari 2017 is gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1985. De verdachte heeft een beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat, N. van Schaik, een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 18 september 2018 geoordeeld dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.