ECLI:NL:HR:2018:169

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 februari 2018
Publicatiedatum
8 februari 2018
Zaaknummer
17/04214
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 februari 2018 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 11 juli 2017, betreffende een besluit van de Sociale Verzekeringsbank ingevolge de Algemene Nabestaandenwet. De zaak kwam voor de Hoge Raad omdat de belanghebbende niet had voldaan aan de verplichting om griffierecht te betalen. De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende op 8 november 2017 per aangetekende brief gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Deze brief werd echter teruggezonden wegens onbestelbaarheid. Na adresverificatie werd het griffierecht opnieuw onder de aandacht van de belanghebbende gebracht, maar ook deze gelegenheid werd niet benut.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de belanghebbende niet tijdig het griffierecht heeft betaald. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat de kosten van de procedure niet aan de belanghebbende worden opgelegd. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van het tijdig voldoen aan proceskosten in cassatieprocedures.

De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en ondertekend door de raadsheren die de uitspraak hebben gedaan, met J. Wortel als voorzitter. Dit arrest is een belangrijke reminder voor belanghebbenden in cassatieprocedures over de noodzaak van het voldoen aan griffierechten.

Uitspraak

9 februari 2018
Nr. 17/04214
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 11 juli 2017, nr. 16/738 ANW, betreffende een besluit van de Sociale verzekeringsbank ingevolge de Algemene nabestaandenwet.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 8 november 2017 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden en het stuk bij gewone brief is verzonden naar het laatst bekende adres van belanghebbende. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 14 december 2017, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het laatst bekende adres van belanghebbende, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2018.