ECLI:NL:HR:2018:1658

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 september 2018
Publicatiedatum
13 september 2018
Zaaknummer
18/01959
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan gronden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 september 2018 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een beslissing van de Rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een besluit op grond van de Invorderingswet 1990 en de weigering om een proceskostenvergoeding toe te kennen. Het beroepschrift in cassatie voldeed niet aan de vereisten van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 23 mei 2018 per aangetekende brief in de gelegenheid gesteld om het verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze termijn eindigde op 4 juli 2018, maar belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Hierdoor kon de Hoge Raad niet anders dan het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren, conform artikel 6:6 Awb.

Wat betreft de proceskosten oordeelde de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

14 september 2018
Nr. 18/01959
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Amsterdamvan 22 maart 2018, nr. AMS 16/5683 V, betreffende een besluit op grond van de Invorderingswet 1990 en de weigering een proceskostenvergoeding toe te kennen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
Bij aangetekende brief van 23 mei 2018, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgehaald op de afhaallocatie, heeft de griffier van de Hoge Raad belanghebbende in de gelegenheid gesteld dat verzuim binnen zes weken na de dagtekening van deze brief te herstellen. Die termijn eindigde op 4 juli 2018. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Nu herstel van het verzuim niet heeft plaatsgevonden, zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2018.