In deze zaak heeft [X] Limited, gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. Deze uitspraak betrof een hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, waarin een naheffingsaanslag loonheffing en een beschikking inzake heffingsrente voor het tijdvak van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010 aan belanghebbende was opgelegd. De Hoge Raad heeft op 14 september 2018 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak, geregistreerd onder nummer 17/06022.
Belanghebbende heeft in cassatie een aantal klachten aangevoerd tegen de uitspraak van het Gerechtshof. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend en de Staatssecretaris een conclusie van dupliek. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in overweging genomen en geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president G. de Groot als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en P.A.G.M. Cools, en waarnemend griffier F. Treuren.