ECLI:NL:HR:2018:1618

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 september 2018
Publicatiedatum
13 september 2018
Zaaknummer
18/00486
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vergoeding griffierecht in bestuurs- en belastingrechtelijke geschillen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 september 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vergoeding van griffierechten in bestuurs- en belastingrechtelijke geschillen. De belanghebbende had beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, die op zijn beurt weer een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam had vernietigd. De Rechtbank had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard voor de aanslagen rioolheffing, maar geen proceskostenvergoeding toegekend. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende recht had op een vergoeding van proceskosten en gelastte de heffingsambtenaar het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 123 te vergoeden.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte slechts één griffierecht van € 123 had vergoed, terwijl er in totaal driemaal griffierecht was geheven voor de behandeling van het hoger beroep. De Hoge Raad concludeerde dat de heffingsambtenaar de belanghebbende € 246 moest vergoeden voor de griffierechten die waren geheven voor de twee onroerende zaken. De overige klachten van de belanghebbende konden niet tot cassatie leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof voor zover het betreft de beslissing omtrent het griffierecht, en gelastte dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam de belanghebbende vergoedt voor het betaalde griffierecht van € 126 en € 246, alsook in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1002 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

14 september 2018
nr. 18/00486
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 21 december 2017, nrs. 16/00095 tot en met 16/00097, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nrs. AMS 15/1387 tot en met 15/1389) betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken betreffende de onroerende zaken [a-straat] 1047A, [a-straat] 1047B en [a-straat] 1049 te [Z] en de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen en de rioolheffing van de gemeente Amsterdam betreffende de onroerende zaken [a-straat] 1047A en [a-straat] 1049 te [Z] voor het jaar 2012. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de klachten

2.1.
De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard voor zover het betreft de aanslagen rioolheffing die zijn opgelegd voor twee onroerende zaken, omdat de heffingsambtenaar ten onrechte niet heeft beslist op het daartegen gemaakte bezwaar. De Rechtbank heeft aan belanghebbende geen proceskostenvergoeding toegekend.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en geoordeeld dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding van proceskosten voor het beroep bij de Rechtbank. Het Hof heeft de heffingsambtenaar gelast het door belanghebbende in hoger beroep betaalde griffierecht van € 123 te vergoeden.
2.2.
De tegen dit oordeel gerichte klacht slaagt. Voor de behandeling van het hoger beroep is driemaal griffierecht geheven ter grootte van € 123. Voor de hoger beroepen betreffende twee van de drie onroerende zaken is dus tweemaal € 123 griffierecht geheven zodat het Hof de heffingsambtenaar had moeten veroordelen tot vergoeding aan belanghebbende van € 246.
2.3.
De overige klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
2.4.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.2 is overwogen kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

3.Proceskosten

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof voor zover het betreft de beslissing omtrent het griffierecht,
gelast dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 126 en het door deze ter zake van de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 246, en
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1002 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2018.