Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
11 september 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 8 december 2016 is gewezen. De verdachte, geboren in 1980, is in cassatie gegaan tegen de uitspraak van het hof, waarin hij werd veroordeeld voor medeplegen van diefstal van steigermateriaal en belediging van een ambtenaar. De advocaat van de verdachte, C.H.W. Janssen, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Procureur-Generaal, J. Silvis, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 11 september 2018 het beroep verworpen, en het arrest is uitgesproken door vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in aanwezigheid van waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.