Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
11 september 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, dat op 1 juni 2016 is gewezen. De verdachte, geboren in 1979, is veroordeeld voor medeplichtigheid aan doodslag in Sint Maarten. De Hoge Raad behandelt de cassatiegronden die zijn ingediend door de advocaat van de verdachte, C. Reijntjes-Wendenburg. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot vermindering daarvan. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Echter, de Hoge Raad constateert dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden, aangezien er meer dan zestien maanden zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidt tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van tien jaren naar negen jaren en zes maanden. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwerpt het beroep voor het overige.