Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
11 september 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, dat voortvloeit uit drugsfeiten en witwassen. De betrokkene, geboren in 1971, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarin een bedrag van Afl. 753.933,63 was vastgesteld als wederrechtelijk verkregen voordeel. De advocaat van de betrokkene, R.J. Baumgardt, had een middel van cassatie voorgesteld, waarin werd geklaagd over de onvoldoende motivering van de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel door het Hof.
De Hoge Raad oordeelde dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet voldoende was gemotiveerd, omdat er geen financieel rapport was overgelegd dat een beredeneerde berekening van het bedrag bevatte. De Hoge Raad verwees naar eerdere jurisprudentie en benadrukte dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitsluitend kan worden gebaseerd op wettige bewijsmiddelen. Aangezien het Hof in zijn vonnis niet voldoende had onderbouwd op welke bewijsmiddelen de schatting was gebaseerd, concludeerde de Hoge Raad dat de schatting ontoereikend gemotiveerd was.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest is een vervolg op eerdere uitspraken en benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij de schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaken.