Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
11 september 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 september 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, dat voortvloeit uit drugsfeiten en witwassen. De betrokkene, geboren in 1967, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak van het Hof, waarin een bedrag van Afl. 753.933,63 was vastgesteld als wederrechtelijk verkregen voordeel. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en terugwijzing van de zaak voor herbehandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel onvoldoende gemotiveerd was. Het Hof had niet voldoende duidelijk gemaakt op welke wettige bewijsmiddelen de schatting was gebaseerd. De Hoge Raad benadrukte dat volgens de relevante wetgeving, de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel alleen kan worden ontleend aan wettige bewijsmiddelen, en dat een financieel rapport met een beredeneerde berekening van het bedrag essentieel is. Aangezien een dergelijk rapport ontbrak, was de schatting ontoereikend gemotiveerd.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Deze uitspraak is een vervolg op eerdere jurisprudentie en benadrukt de noodzaak van zorgvuldige motivering bij de schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel.