Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken van het geding bevindt zich een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 24 augustus 2016. Dit proces-verbaal houdt als verklaring van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] onder meer in:
"Op woensdagochtend 24 augustus 2016 om 03.15 uur, waren wij verbalisanten, in uniform gekleed in een opvallend dienstvoertuig aan het surveilleren in de [a-straat] te Amsterdam. Ter hoogte van perceel 178 bevindt zich de toegangsdeur welke toegang verschaft tot de boxgang die behoort bij de daar gesitueerde woningen. Het is ons, verbalisanten ambtshalve bekend, dat in deze boxgang in het verleden gestolen goederen zijn aangetroffen, meer specifiek onder andere scooters. Om deze boxgang te controleren betraden wij deze om 03.20 uur waarbij wij de toegangsdeur konden openen middels een door de woningbouwvereniging beschikbaar gestelde electronische sleutel.
Toen wij verbalisanten een aantal rijwielen wilden controleren, hoorde ik, verbalisant [verbalisant 2] een piepsignaal uit één van de boxruimten komen, dat overeenkwam met een sms-toon van een mobiele telefoon. Hierop zagen wij verbalisanten, dat aan de buitenzijde van boxnummer 178 de sleutels in het slot zaten, maar dat de deur dicht was. Hierop controleerden wij de deur welke niet op slot bleek te zijn en troffen daar naar later bleek de verdachte (...) [verdachte] (...).
Toen wij verbalisanten, vroegen of deze box hem toebehoorde verklaarde hij dat dit geval was. Hij verklaarde dat hij daar was om zijn schoenen aan te trekken om naar zijn vriendin te gaan. Hierop vroeg verbalisant [verbalisant 2] naar zijn identiteitsbewijs, [verdachte] verklaarde geen identiteitsbewijs bij zich te dragen maar dat deze in zijn woning lag, naar zijn zeggen [a-straat] 178 en dat hij deze even wilde halen. Hiervoor gaven wij geen toestemming en vroegen hem zijn naam en geboortedatum te noemen.
Hij verklaarde [betrokkene 1] te heten als voorletter L, maar [verdachte] kon geen geboortedatum produceren, zelfs niet na flinke bedenktijd. Later bleek ons verbalisanten, dat op het naambordje van de [a-straat] 178 de naam [betrokkene 1] vermeld staat. Het zou dus mogelijk kunnen zijn dat [verdachte] deze naam wel gezien maar niet goed onthouden had.
Vervolgens verklaarde hij inderdaad een valse naam op te hebben gegeven en dat hij nu zijn werkelijke naam zou geven, welke zou zijn [betrokkene 2] van [geboortedatum] -1975. Ook deze naam kwam niet in de systemen voor en [verdachte] kon ook geen adres noemen waar deze [betrokkene 2] dan zou wonen.
Hierop hebben wij verbalisanten de verdachte [verdachte] op basis van artikel 435 Sr op woensdagochtend 24 augustus 2016 om 03.30 uur aangehouden. Verbalisant [verbalisant 1] wees [verdachte] op zijn rechten en deelde hem mede niet tot antwoorden verplicht te zijn en recht had op bijstand van een advocaat voorafgaand en tijdens verhoor. [verdachte] wilde nu juist wel verklaren de valse namen te hebben opgegeven omdat zijn verblijf in Nederland illegaal is. Dat hij nu de wel de waarheid sprak en [verdachte] van [geboortedatum] -1975 genaamd was, hetgeen later inderdaad na verificatie bleek te kloppen."