Uitspraak
gevestigd te Rijswijk,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
2 februari 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de vennootschap naar Grieks recht G. Loukisas SIA, handelende onder de naam Mayia Travel, en TUI Nederland N.V. Mayia Travel, gevestigd in Zakynthos, Griekenland, heeft cassatie ingesteld tegen eerdere uitspraken van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de vraag of de Hoge Raad de klachten van Mayia Travel kan honoreren, die betrekking hebben op de verlening van een akte en de termijn voor het alsnog nemen van die akte. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en arresten van het gerechtshof Amsterdam, die aan deze uitspraak zijn gehecht. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent was om Mayia Travel niet-ontvankelijk te verklaren in haar cassatieberoep tegen het tussenarrest van 30 augustus 2016 en om het cassatieberoep voor het overige te verwerpen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van Mayia Travel niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van Mayia Travel verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van TUI zijn begroot op € 6.575,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.