Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
4 september 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 16 november 2016, waarbij de verdachte is veroordeeld voor medeplegen van poging tot woninginbraak. De Hoge Raad heeft op 4 september 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, onder zaaknummer 16/05650. De verdachte, geboren in 1991, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat J. Kuijper. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de middelen van cassatie niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat betekent dat er geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep op 4 september 2018 verworpen, en het arrest is gewezen door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en J.C.A.M. Claassens, in aanwezigheid van waarnemend griffier A. El Mokhtari.