Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het proces-verbaal van aangifte van de politie Eenheid Den Haag d.d. 20 oktober 2014, nr. PL1500-2014261760-1, voor zover inhoudende - kort en zakelijk weergegeven - (p. 8-11):
Als verklaring van aangeefster [slachtoffer] :
Ik zit op de afdeling CDP 2 van Parnassia gelegen op de Mangostraat 5 te Den Haag. [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte) zit ook op de afdeling CDP 2. [verdachte] is zwanger van [betrokkene 1] .
Op 14 oktober 2014 omstreeks 19:05 uur was ik de gezamenlijke woonkamer ingelopen. Ik stond bij de deuropening, vlakbij de eettafel. Ik had een labelmaker in mijn handen en mijn hoofd naar beneden gebogen. Opeens voelde ik een zeer hete vloeistof in mijn gezicht. Ik keek op. Ik zag dat [verdachte] voor mij stond, op ongeveer een halve meter van mij. Ik voelde mijn gezicht erg branden. Ik besefte dat [verdachte] hete vloeistof in mijn gezicht had gegooid.
Mijn linkerkant van mijn gezicht was echt heel rood. De dienstdoende arts heeft eerstegraads brandwonden vastgesteld. Ik heb nog steeds pijn aan mijn gezicht. De volgende dag zijn er foto's van mijn letsel gemaakt, deze kunt u bijvoegen bij deze aangifte. Er is aan de linkerzijde van mijn gezicht veel vel weg en ik heb nog meerdere korsten op mijn gezicht. Ook aan de onderzijde van mijn nek heb ik een brandplek zitten.
Opmerking verbalisant: ik zie dat aangeefster [slachtoffer] nog letsel heeft aan de linkerzijde van haar gezicht. Ik zie dat zij korsten heeft op haar neus, dat er vel weg is aan de linkerzijde van het voorhoofd, aan de linkerzijde van de wang. Ik zie dat het linkeroog nog iets rood is. Ik zie dat er aan de onderzijde van de nek aan de linkerzijde een roze plek van ongeveer 10 centimeter hoog en 3 centimeter breed zit.
Op dinsdag 14 oktober 2014 zag ik dat ik een whatsapp bericht had gekregen van [verdachte] . Ik laat u dit bericht zien.
Opmerking verbalisant: Ik bekeek de telefoon van aangeefster [slachtoffer] . Ik zag dat het volgende bericht via WhatsApp was verstuurd naar de telefoon van aangeefster vanaf nummer [06-001] , Tue, 18.45 uur:
"Hoer Afgelikte boterham. Ik beloof jou ! ! ! ! Voordat je op verlof gaat krijg ik [betrokkene 2] te spreken Ik heb het je heeeeel normaal gevraagd Je liegt gewoon dat je barst Je bent al en al vuil gewoon Troep Je bent niks waard Niet als partner en niet als vriendin Je gaat er spijt van krijgen geloof me Ga maar rennen naar de begeleiding Die kunnen op een gegeven moment ook niks voor je doen Wanneer je het niet verwacht... krijg je met me te maken HOERTJEEE VAN HET CDP."
2. Het proces-verbaal van verhoor getuige van de politie Eenheid Den Haag d.d. 29 oktober 2014, nr. PL1500-2014261760-4, voor zover inhoudende - kort en zakelijk weergegeven - (p. 18-19):
Als verklaring van de getuige [getuige 1] :
Op 14 oktober 2014 bevond ik mij op de afdeling CDP 2. Ik was omstreeks 19:00 uur in de huiskamer van de afdeling. Ik zag een meisje, ik weet haar naam niet meer, in de keuken een bekertje heet water pakken. Bij de huiskamer is een open keuken gelegen. Daar staat een koffieapparaat. Ik zag het meisje een kopje pakken, ik zag dat zij vanuit het koffieapparaat heet water tapte in het kopje.
Ik zag dat zij naar [slachtoffer] (het hof begrijpt: aangeefster [slachtoffer] ) toeliep. [slachtoffer] stond in de deuropening van de huiskamer en de gang. Ik zag dat het meisje het hete water in [slachtoffer] haar gezicht gooide. Ik zat op ongeveer 3 à 4 meter afstand. Ik zag dat het hete water tegen het gezicht van [slachtoffer] kwam. Ik zag dat [slachtoffer] haar gezicht helemaal vertrok van de pijn. Ik zag dat haar gezicht een uur later echt helemaal rood en opgezwollen was. Ik zag de volgende dag dat haar linkeroog bijna helemaal dicht zat en opgezwollen was en haar andere oog was ook rood en opgezwollen. Ik zag dat haar gezicht nog meer rood en opgezwollen was.
3. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 30 augustus 2016, voor zover inhoudende - kort en zakelijk weergegeven -:
Op 14 oktober 2014 heb ik een bekertje in het gezicht van [slachtoffer] leeggegooid. Ik heb op 14 oktober 2014 om 18:45 uur inderdaad via WhatsApp aan [slachtoffer] gestuurd: "(...) Je gaat er spijt van krijgen geloof me (...) Wanneer je het niet verwacht... krijg je met me te maken (...)."
Ik was aan het strijden met mijn gevoelens. Ik was heel erg boos. Zij had mij voor de zoveelste keer pijn gedaan en ik wilde haar beschamen."