Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
4 september 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 26 oktober 2016 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1987, was aangeklaagd voor schuldheling van bankpassen en een e.dentifier. De Hoge Raad heeft op 4 september 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, onder zaaknummer 16/05332. De advocaat van de verdachte, B. Kizilocak, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep op 4 september 2018 verworpen, en het arrest is gewezen door vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.