ECLI:NL:HR:2018:138

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 februari 2018
Publicatiedatum
1 februari 2018
Zaaknummer
17/04917
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing toelatingsverzoek WSNP wegens niet te goeder trouw zijn van de schuldenaar

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoekster, die in eerste instantie een toelatingsverzoek had ingediend in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De rechtbank Amsterdam had op 1 augustus 2017 in een vonnis (zaaknummer C/13/629739/FT RK 17/1154) het verzoek afgewezen, waarna het gerechtshof Amsterdam op 10 oktober 2017 (zaaknummer 200.220.509/01) het vonnis bevestigde. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken in zijn beoordeling.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die door verzoekster in het cassatieberoep zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep, werd door de Hoge Raad gevolgd.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van verzoekster, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof in stand blijven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, M.V. Polak, C.E. du Perron en T.H. Tanja-van den Broek.

Uitspraak

2 februari 2018
Eerste Kamer
17/04917
TT/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Weerden.
Verzoekster zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/13/629739/FT RK 17/1154 van de rechtbank Amsterdam van 1 augustus 2017;
b. het arrest in de zaak 200.220.509/01 van het gerechtshof Amsterdam van 10 oktober 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest en het aanvullend verzoekschrift zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoekster] heeft bij brief van 14 december 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
2 februari 2018.