Uitspraak
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Gelderlandvan 10 oktober 2017, nr. AWB 17/458, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 21 juni 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland. Het cassatieberoep was ingesteld tegen de uitspraak van 10 oktober 2017, nr. AWB 17/458, die betrekking had op een verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 21 juni 2017. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld, klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Daarom heeft de Hoge Raad, met toepassing van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.