Na verwijzing heeft het hof, voor zover in cassatie van belang, het eindvonnis van de rechtbank vernietigd wat betreft de beslissingen ten aanzien van de reconventionele vordering en [A], althans de curator, veroordeeld tot betaling aan de Provincie van een bedrag van € 27.535,45 in hoofdsom. Daartoe heeft het hof – samengevat weergegeven – als volgt overwogen.
Behoudens hetgeen in rov. 2.9 en 2.11 zal worden overwogen, is er geen sprake van ongerechtvaardigde verrijking, dit wegens verrekening van het door de Provincie gevorderde bedrag van € 339.429,30 (het bedrag dat door Friesland Bank ten laste van de Provincie aan Fortis Bank is voldaan (zie hiervoor in 3.1 (onder (iii)) met het bedrag van € 311.983,85 (het bedrag dat de Provincie aan [B] aan vergoeding is verschuldigd als waarde van de door [B] verrichte prestatie (zie hiervoor in 3.1 onder (v)) (rov. 2.5-2.7).
Ingevolge art. 6:127 lid 1 BW is de vordering van€ 339.429,30 tot een bedrag van € 311.893,85 teniet gegaan. Dat betekent dat tot een beloop van € 311.893,85 geen sprake is van een verarming aan de zijde van de Provincie. Dat ligt anders wat betreft het verschil tussen € 339.429,30 en € 311.893,85, te weten € 27.535,45. (rov. 2.9)
Ten aanzien van het bedrag van € 27.535,45 heeft het hof overwogen:
“2.11. De Provincie heeft haar vordering van € 27.535,45 nader toegelicht in haar processtukken in hoger beroep (…). In haar antwoordmemorie na verwijzing heeft zij hierin volhard. Het hof acht de vordering van € 27.535,45 onvoldoende gemotiveerd betwist door de curator. In zijn memorie na verwijzing (…) heeft de curator hiertegen een nieuw verweer gevoerd dat hij in eerdere processtukken niet heeft gevoerd, te weten dat de Provincie de restantvordering van € 27.535,45 heeft verrekend met andere schulden van de Provincie aan [B]. Naar het oordeel van het hof heeft de Provincie daartegen met juistheid ingebracht dat voor het voeren van dit nieuwe verweer na cassatie en verwijzing geen ruimte is. Niet valt in te zien dat de curator dat verweer niet eerder had kunnen voeren. Daarom wordt het hier gepasseerd.”