ECLI:NL:HR:2018:1208

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
17/03998
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewijswaardering in vordering tot betaling van facturen met betwisting van levering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] c.s. tegen de arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een vordering tot betaling van facturen, waarbij de wederpartij, [verweerster], betwistte dat de goederen en diensten waren geleverd. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor het geding, waaronder een vonnis van de rechtbank Maastricht en meerdere arresten van het hof. De advocaat van [eiser] c.s. heeft de zaak toegelicht, terwijl [verweerster] niet is verschenen. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot was om [eiseres 1] niet-ontvankelijk te verklaren in haar cassatieberoep, en voor het overige tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat verdere motivering niet nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep en veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerster] zijn begroot op nihil.

Uitspraak

13 juli 2018
Eerste Kamer
17/03998
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiseres 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiseres 3],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. J. den Hoed,
t e g e n
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/03/159146/HA ZA 11-208 van de rechtbank Maastricht van 12 februari 2014;
b. de arresten in de zaak HD 200.144.208/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 20 mei 2014, 6 oktober 2015, 21 maart 2017 en 16 mei 2017.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof van 6 oktober 2015 en 16 mei 2017 hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] c.s. toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres 1] in haar cassatieberoep, en voor het overige tot verwerping.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft op 15 juni 2018 schriftelijk op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
13 juli 2018.