ECLI:NL:HR:2018:1205

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
18/01321
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek schuldsaneringsregeling wegens ontbreken verklaring buitengerechtelijke schuldregeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de afwijzing van een verzoek tot schuldsanering. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.W. Keus, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Rotterdam, dat op 21 september 2017 werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet voldeed aan de vereisten voor een schuldsaneringsregeling, met name omdat er geen verklaring was over de mogelijkheid van een buitengerechtelijke schuldregeling, zoals vereist onder artikel 285 lid 1 van de Faillissementswet (Fw).

Tegen deze beslissing heeft de verzoeker beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Advocaat-Generaal L. Timmerman heeft in zijn conclusie geadviseerd om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof in stand zijn gebleven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheren in de samenstelling van de Hoge Raad, waarbij A.M.J. van Buchem-Spapens als voorzitter fungeerde.

Uitspraak

13 juli 2018
Eerste Kamer
18/01321
LZ/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R.W. Keus.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/10/523545/FT EA 17/665 van de rechtbank Rotterdam van 21 september 2017;
b. het arrest in de zaak 200.224.197/01 van het gerechtshof Den Haag van 20 maart 2018.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
13 juli 2018.