ECLI:NL:HR:2018:1193

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
17/03670
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling van griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2018 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroep betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor het tijdvak van 1 januari 2014 tot en met 31 maart 2014, alsook een boetebeschikking. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, omdat de belanghebbende niet tijdig het griffierecht had betaald.

De Hoge Raad overweegt dat na het verstrijken van de cassatietermijn een geschrift is ingediend door de belanghebbende, maar dat de wet hiervoor geen mogelijkheid biedt. De griffier had de belanghebbende eerder al geïnformeerd over de gevolgen van het niet tijdig betalen van het griffierecht. Ondanks een aangetekende brief waarin de belanghebbende werd gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn voor betaling, is het griffierecht niet voldaan.

De Hoge Raad heeft ook de inkomens- en vermogenspositie van de belanghebbende en zijn partner onderzocht, maar concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat de belanghebbende niet in verzuim is geweest. Daarom blijft de niet-ontvankelijkverklaring van het beroep in cassatie gehandhaafd. De Hoge Raad ziet geen aanleiding om de proceskosten te veroordelen. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 13 juli 2018.

Uitspraak

13 juli 2018
nr. 17/03670
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 11 juli 2017, nr.16/01231, betreffende een aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 maart 2014 opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1.Boordeling van de ontvankelijkheid

Na het verstrijken van de cassatietermijn heeft belanghebbende nog een geschrift ingediend. Daartoe biedt de wet evenwel niet de mogelijkheid. De Hoge Raad slaat op dat stuk, ingekomen ter griffie van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 september 2017, daarom geen acht.
Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
Bij brief van de griffier van 8 november 2017 is belanghebbende ervan in kennis gesteld dat het beroep op betalingsonmacht wordt afgewezen, alsmede van de redenen daarvoor. Tevens is in die brief meegedeeld dat bij niet-tijdige betaling van het griffierecht het beroep in cassatie niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De griffier heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 12 december 2017, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De griffier heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 11 januari 2018, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Niet-ontvankelijkverklaring van het beroep blijft op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. In verband daarmee is onderzocht of de inkomens- en vermogenspositie van belanghebbende en zijn partner ertoe hebben geleid dat het griffierecht niet is betaald. De Hoge Raad is op grond van de door de griffier bij de Raad voor Rechtsbijstand opgevraagde inkomensgegevens van belanghebbende en zijn partner van oordeel dat dit niet het geval is. Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2018.