ECLI:NL:HR:2018:1186

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
18/02696
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2018 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 22 mei 2018, betrof een besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, genomen op basis van het Rijkswachtgeldbesluit 1959. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het instellen van cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in deze specifieke zaak. Dit is in overeenstemming met artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad enkel kennisneemt van cassatieberoepen tegen uitspraken van bestuursrechters voor zover dit bij wet is bepaald. Aangezien er geen dergelijke wettelijke bepaling bestaat voor de onderhavige uitspraak, heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, en is openbaar uitgesproken op 13 juli 2018.

Uitspraak

13 juli 2018
nr. 18/02696
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 22 mei 2018, nr. 18/934 AW, betreffende een besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ingevolge het Rijkswachtgeldbesluit 1959.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad enkel kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep als de onderhavige. Het beroep in cassatie dient derhalve niet‑ontvankelijk te worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2018.