ECLI:NL:HR:2018:1183

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
11 juli 2018
Zaaknummer
18/01002
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2018 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland. De Rechtbank had op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in een verzet tegen een eerdere uitspraak van 31 juli 2017, die betrekking had op de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2010.

De Hoge Raad oordeelde dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig was ingediend. De griffier van de Rechtbank had op 23 januari 2018 een afschrift van de uitspraak aan de partijen verzonden, en de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 6 maart 2018. Het beroepschrift was echter pas op 8 maart 2018 bij de Hoge Raad ingediend, wat betekende dat het niet-ontvankelijk was.

Belanghebbende had in een brief van 28 mei 2018 aangevoerd waarom de termijn was overschreden, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze argumenten geen grond vormden voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim was geweest. De Hoge Raad besloot daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren en achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13 juli 2018
nr. 18/01002
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Gelderlandvan 23 januari 2018, nr. AWB 15/7775, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 31 juli 2017 betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2010 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Blijkens een door de griffier van de Rechtbank op de uitspraak van de Rechtbank gestelde aantekening is een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen verzonden op 23 januari 2018.
Blijkens een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening is dit beroepschrift op 8 maart 2018 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen.
Het beroepschrift in cassatie is derhalve niet ontvangen binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in het onderhavige geval eindigde op 6 maart 2018.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 8 mei 2018 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Hetgeen belanghebbende in zijn brief van 28 mei 2018 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Gelet op het hiervoor overwogene moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2018.