ECLI:NL:HR:2018:1144

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
18/00414
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingaanslagen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2018 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor het jaar 2011. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig is ingediend, aangezien het beroepschrift pas op 26 januari 2018 ter griffie van de Hoge Raad is ontvangen, terwijl de termijn voor het indienen van het beroep op 25 januari 2018 eindigde. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom de beroepstermijn is overschreden, maar de door belanghebbende aangevoerde redenen werden niet als voldoende geacht om het verzuim te rechtvaardigen. Hierdoor heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13 juli 2018
nr. 18/00414
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 14 december 2017, nrs. 16/03579 en 16/03580, betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2011 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de voor het jaar 2011 opgelegde aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Blijkens de zich in het procesdossier bevindende brieven van de griffier van het Hof is een afschrift van de uitspraak van het Hof aangetekend aan partijen verzonden op 14 december 2017.
Blijkens een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening is dit beroepschrift per fax op 26 januari 2018 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen.
Het beroepschrift in cassatie is derhalve niet ontvangen binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in het onderhavige geval eindigde op 25 januari 2018.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 24 mei 2018 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Hetgeen belanghebbende in haar op 19 juni 2018 ontvangen brief aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
Gelet op het hiervoor overwogene moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2018.