Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
3 juli 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, waarbij de betrokkene, geboren in 1981, werd geconfronteerd met een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De zaak is aanhangig gemaakt door de betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat E.A. Blok uit Rotterdam. De advocaat heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het voorschrift van artikel 51 (oud) Sv, thans artikel 48 Sv, niet is nageleefd. Dit betreft het verzuim om een afschrift van de oproeping in hoger beroep aan de raadsvrouw van de betrokkene te verzenden. De Hoge Raad heeft op basis van de gronden die zijn vermeld in een eerder uitgesproken arrest in een samenhangende zaak (ECLI:NL:HR:2018:1049) geoordeeld dat het middel terecht is voorgesteld.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad besloten de bestreden uitspraak te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar het Gerechtshof Den Haag, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest is uitgesproken op 3 juli 2018 door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren A.J.A. van Dorst en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Schnetz.