ECLI:NL:HR:2018:1038

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
28 juni 2018
Zaaknummer
17/05656
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 juni 2018 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van [X] Beheer B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 24 oktober 2017. De zaak betreft beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Nijmegen voor de jaren 2013 en 2014, specifiek met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Q].

Belanghebbende heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht met betrekking tot het verschuldigde griffierecht. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om gegevens over te leggen die de betalingsonmacht zouden onderbouwen. Ondanks deze mogelijkheden heeft belanghebbende geen gebruik gemaakt van de geboden kansen om het griffierecht te voldoen.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad, op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten in het cassatieproces.

Uitspraak

29 juni 2018
nr. 17/05656
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] Beheer B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Gelderlandvan 24 oktober 2017, nrs. AWB 16/6740 en AWB 16/6741, betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Nijmegen voor de jaren 2013 en 2014 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Q].

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 4 januari 2018 in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na dagtekening van deze brief gegevens over te leggen, waaruit blijkt dat zij geen middelen heeft om het verschuldigde griffierecht te kunnen voldoen. Volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is die brief afgehaald op de afhaallocatie. Belanghebbende heeft van die geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Bij brief van 8 februari 2018 heeft de griffier van de Hoge Raad het beroep op betalingsonmacht afgewezen. Tevens is in die brief meegedeeld dat bij niet tijdige betaling van het griffierecht het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk kan worden verklaard. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 28 maart 2018, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgehaald op de afhaallocatie, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 1 mei 2018, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL eveneens is afgehaald op de afhaallocatie, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2018.