ECLI:NL:HR:2018:1036

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
28 juni 2018
Zaaknummer
17/05586
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake onroerendezaakbelastingen en Wet waardering onroerende zaken

In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 17 oktober 2017, nr. 16/00309. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. AMS 15/122) die betrekking had op de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2012, specifiek voor de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Q].

De belanghebbende heeft in cassatie een aantal middelen voorgesteld, maar heeft buiten de gestelde termijn nog een geschrift ingediend met de bedoeling de gronden van het cassatieberoep aan te vullen. De Hoge Raad heeft dit geschrift echter niet in overweging genomen, verwijzend naar eerdere jurisprudentie (HR 11 april 2003, nr. 38281, ECLI:NL:HR:2003:AF7103, r.o. 3.1).

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft een verweerschrift ingediend, waarop de belanghebbende een conclusie van repliek heeft gegeven, gevolgd door een conclusie van dupliek van het College. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en P.A.G.M. Cools, en is op 29 juni 2018 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

29 juni 2018
nr. 17/05586
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 17 oktober 2017, nr. 16/00309, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. AMS 15/122) betreffende de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2012 betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Q].

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
Buiten de voor indiening van de gronden van het beroep in cassatie gestelde termijn heeft belanghebbende nog een geschrift ingediend met de kennelijke strekking de gronden van het cassatieberoep aan te vullen. De Hoge Raad slaat op dit geschrift geen acht (vgl. HR 11 april 2003, nr. 38281, ECLI:NL:HR:2003:AF7103, r.o. 3.1).
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2018.