In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 januari 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de indeling van bananenpuree onder douanerechten. De belanghebbende, een bedrijf dat bananenpuree produceert, had een bindende tariefinlichting aangevraagd bij de Inspecteur van de Belastingdienst. De Inspecteur had de bananenpuree ingedeeld onder postonderverdeling 2007 99 39 van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN), wat een hoger douanetarief met zich meebracht dan de door de belanghebbende gewenste indeling onder postonderverdeling 2008 99 49.
De Hoge Raad oordeelde dat de indeling van de bananenpuree onder post 2007 van de GN correct was. Het Hof had geoordeeld dat de bananenpuree, die was verkregen door een combinatie van pureren en warmtebehandeling, moest worden aangemerkt als 'door koken of stoven verkregen vruchtenmoes'. De Hoge Raad bevestigde dat de tekst van de GN en de bijbehorende aantekeningen niet vereisen dat de puree uitsluitend door langdurig koken of stoven moet zijn verkregen. De Hoge Raad benadrukte dat de indeling van de bananenpuree onder post 2007 niet in de weg staat aan het feit dat de puree voorafgaand aan de warmtebehandeling al was gepureerd.
De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de douanerechten op producten die door een combinatie van processen zijn verkregen. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraken van het Gerechtshof Amsterdam en de Inspecteur in stand blijven. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten.