ECLI:NL:HR:2018:1024

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
27 juni 2018
Zaaknummer
17/02485
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van belastingadviseur en zorgplicht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende beroepsaansprakelijkheid van een belastingadviseur. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.L.M.M. Tan, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 februari 2017. De verweerder in cassatie, Accon AVM Belastingadvies B.V., werd vertegenwoordigd door advocaat mr. Y.E.J. Geradts. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Gelderland en arresten van het hof die aan deze zaak voorafgingen. De kern van de zaak betreft de zorgplicht van de belastingadviseur zoals vastgelegd in artikel 7:401 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Accon zijn begroot op € 2.672,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

29 juni 2018
Eerste Kamer
17/02485
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.L.M.M. Tan,
t e g e n
ACCON AVM BELASTINGADVIES B.V.,
gevestigd te Arnhem,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. Y.E.J. Geradts.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Accon.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/05/241096/HA ZA 13-195 van de rechtbank Gelderland van 5 juni 2013, 21 augustus 2013, 4 december 2013, 19 februari 2014, 23 april 2014 en 11 februari 2015;
b. de arresten in de zaak 200.166.704 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 mei 2015 en 28 februari 2017.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 28 februari 2017 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld.
De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Accon heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 4 mei 2018 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Accon begroot op € 2.672,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en C.H. Sieburgh, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
29 juni 2018.