ECLI:NL:HR:2018:1015

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
17/04008
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing van arrest Gerechtshof Amsterdam wegens ontvankelijkheid cassatieberoep en ontbrekende stukken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 11 november 2016. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, waarbij de Hoge Raad zich moest buigen over de ontvankelijkheid van dit beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatieberoep tijdig was ingesteld, ondanks een handgeschreven brief van de verdachte in het Engels, die dateerde van vóór het arrest van het Hof. De Hoge Raad ging voorbij aan een akte rechtsmiddel, omdat de aan die akte gehechte brief niet als volmacht kon worden verstaan voor het instellen van cassatie. Tevens bevond zich een 'Herstel Akte rechtsmiddel' bij de stukken, waaruit bleek dat de raadsman van de verdachte verklaarde beroep in cassatie in te stellen. Aangezien er geen aanwijzingen waren dat het beroep te laat was ingesteld, werd de verdachte ontvankelijk verklaard in het beroep.

Daarnaast klaagde de verdachte over het ontbreken van stukken met betrekking tot de betekening van de oproeping voor de terechtzitting van het Hof. De Hoge Raad constateerde dat het proces-verbaal van de terechtzitting aangaf dat de verdachte niet was verschenen en dat de voorzitter had medegedeeld dat de oproeping overeenkomstig de voorschriften van het Wetboek van Strafvordering was gedaan. Echter, de stukken die de betekening van de oproeping bevestigden, waren niet beschikbaar in het dossier dat aan de Hoge Raad was gezonden. Dit leidde tot de conclusie dat niet kon worden vastgesteld of de oproeping tijdig en op de juiste wijze was betekend. De Hoge Raad oordeelde dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven en besloot de zaak terug te wijzen naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.

Uitspraak

26 juni 2018
Strafkamer
nr. S 17/04008
JHO/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 11 november 2016, nummer 23/004094-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1.
Bij de op de voet van art. 434 Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich een akte rechtsmiddel inhoudende dat een griffiemedewerker van het Hof, die blijkens de aan de akte gehechte volmacht door de verdachte daartoe was gemachtigd, verklaart namens deze beroep in cassatie in te stellen tegen het arrest van het Hof van 11 november 2016. De Hoge Raad gaat aan deze akte voorbij nu op de gronden die in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4 en 5 zijn vermeld, de aan die akte gehechte brief van 26 oktober 2016 van de verdachte niet kan worden verstaan als een volmacht tot het instellen van beroep in cassatie tegen 's Hofs arrest van 11 november 2016.
2.2.
Voorts bevindt zich bij die stukken een "Herstel Akte rechtsmiddel" van 7 november 2017, inhoudende - naar de Hoge Raad begrijpt - dat de raadsman als bepaaldelijk gevolmachtigde van de verdachte verklaart beroep in cassatie in te stellen tegen voormeld arrest van het Hof. Nu de stukken geen aanwijzingen bevatten dat het beroep, gelet op art. 432 Sv, te laat is ingesteld, kan de verdachte worden ontvangen in het beroep.

3.Beoordeling van het eerste middel

3.1.
Het middel klaagt over het ontbreken van de stukken inzake de betekening van de oproeping van de verdachte voor de terechtzitting van het Hof van 11 november 2016.
3.2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 11 november 2016, mede naar aanleiding waarvan het bestreden arrest is gewezen, houdt in dat de verdachte aldaar niet is verschenen en dat de voorzitter heeft medegedeeld dat de verdachte overeenkomstig de voorschriften van het Wetboek van Strafvordering is opgeroepen. Het houdt voorts in dat het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden en dat meteen na de sluiting van het onderzoek uitspraak is gedaan.
3.3.
De in het middel bedoelde stukken bevinden zich niet in het op de voet van art. 434 Sv aan de Hoge Raad gezonden dossier. Op grond van de door de Advocaat-Generaal in diens conclusie onder 17 verstrekte informatie moet worden aangenomen dat die stukken niet meer beschikbaar zullen komen. Dat brengt mee dat niet kan worden onderzocht of de oproeping van de verdachte voor voormelde terechtzitting tijdig en op de bij de wet voorgeschreven wijze is betekend. Het middel klaagt daarover terecht.

4.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 juni 2018.