ECLI:NL:HR:2017:984

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juni 2017
Publicatiedatum
1 juni 2017
Zaaknummer
15/01133
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 81 RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting over de jaren 2001 tot en met 2005

In deze zaak heeft [X] Ltd. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De uitspraak waartegen beroep is ingesteld betreft de navorderingsaanslagen in de vennootschapsbelasting die aan belanghebbende zijn opgelegd over de jaren 2001 tot en met 2005. De uitspraak van het Gerechtshof volgde op een hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Gelderland. De Rechtbank had in deze eerdere uitspraak de navorderingsaanslagen bevestigd.

Belanghebbende heeft in cassatie verschillende middelen voorgesteld, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. Na de indiening van het verweerschrift heeft belanghebbende een conclusie van repliek ingediend. Beide partijen hebben schriftelijk gereageerd op een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dat relevant was voor de beoordeling van de zaak.

De Hoge Raad heeft de middelen van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de middelen niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 2 juni 2017 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

2 juni 2017
Nr. 15/01133
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] Ltd.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 27 januari 2015, nrs. 13/01216 tot en met 13/01224, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 12/1899 tot en met AWB 12/1904 en AWB 12/1906 tot en met AWB 12/1908) betreffende aan belanghebbende over de jaren 2001 tot en met 2005 opgelegde navorderingsaanslagen in de vennootschapsbelasting.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, schriftelijk gereageerd op het arrest van 15 februari 2017, X, C‑317/15, van het Hof van Justitie van de Europese Unie, V-N 2017/12.5.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (zie HR 2 juni 2017, nr. 14/00528bis, ECLI:NL:HR:2017:843).

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2017.