ECLI:NL:HR:2017:969

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
30 mei 2017
Zaaknummer
17/01649
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een veroordeling wegens snelheidsovertreding met persoonsverwisseling

Op 30 mei 2017 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Rechtbank Rotterdam. De aanvrager, geboren in 1978, was eerder veroordeeld tot een werkstraf van 25 uren voor een snelheidsovertreding gepleegd op 27 mei 2012. De aanvrager heeft eerder een herzieningsaanvraag ingediend, die op 7 juli 2015 door de Hoge Raad werd afgewezen. In de huidige aanvraag stelt de aanvrager dat niet hij, maar een persoon genaamd [betrokkene 1], de bestuurder van de auto was ten tijde van de overtreding. Deze stelling wordt ondersteund door schriftelijke verklaringen van zowel de aanvrager als [betrokkene 1].

De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening beoordeeld en geconcludeerd dat de argumenten van de aanvrager niet voldoende zijn om de eerdere veroordeling te herzien. De schriftelijke verklaring van [betrokkene 1] biedt onvoldoende steun voor de stelling van persoonsverwisseling. Bovendien is er een proces-verbaal van politie dat bevestigt dat de aanvrager de juiste personalia heeft opgegeven tijdens de staandehouding. De Hoge Raad heeft daarom de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze steunt op dezelfde gronden die eerder als ongenoegzaam zijn beoordeeld.

De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij herzieningsaanvragen en de noodzaak om nieuwe feiten of omstandigheden aan te tonen die de eerdere beslissing kunnen ondermijnen. De beslissing van de Hoge Raad is definitief en sluit de mogelijkheid van herziening op deze gronden af.

Uitspraak

30 mei 2017
Strafkamer
nr. S 17/01649 H
DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Rechtbank Rotterdam, sector Kanton, locatie Rotterdam, van 11 februari 2014, nummer 96/108831-13, ingediend door C.Y. Kekik, advocaat te Schiedam, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

De Kantonrechter heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van het bepaalde in artikel 62 jo. bord A1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990" gepleegd op 27 mei 2012, veroordeeld tot een werkstraf van 25 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis.

2.Eerdere herzieningsaanvraag

De aanvrager heeft eerder herziening gevraagd van voormelde veroordeling. Die aanvraag is door de Hoge Raad bij arrest van 7 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1803 afgewezen.

3.De aanvraag tot herziening

De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat niet de aanvrager maar een persoon genaamd [betrokkene 1] waarschijnlijk de bewezenverklaarde snelheidsovertreding heeft begaan. Dit wordt ondersteund door een schriftelijke verklaring van de aanvrager dat hij niet degene is die de overtreding heeft begaan en ook niet is staande gehouden, alsmede door een door genoemde [betrokkene 1] ondertekende schriftelijke verklaring, inhoudende dat hij op 27 mei 2012 de bestuurder van de personenauto van de aanvrager is geweest, onder bijvoeging van een kopie van het rijbewijs van genoemde [betrokkene 1] .
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

4.Beoordeling van de aanvraag

4.1.
Bij voormeld arrest van 7 juli 2015 heeft de Hoge Raad de herzieningsaanvraag op de volgende gronden afgewezen:
"De enkele schriftelijke verklaring van iemand die stelt dat hij de bestuurder is geweest van de personenauto waarmee de bewezenverklaarde snelheidsovertreding is begaan, biedt onvoldoende steun voor de juistheid van de gestelde persoonsverwisseling. Daarbij komt dat tot de stukken van het geding behoort een proces-verbaal van politie van 6 december 2012, opgemaakt door brigadier van politie [verbalisant], inhoudende als relaas van de verbalisant dat de door de staande gehouden persoon verstrekte personalia "conform rijbewijs" zijn, alsmede dat de aanvraag niet inhoudt dat genoemde [betrokkene 1] de persoon is geweest die is staande gehouden en dat deze bij die staandehouding de personalia van de aanvrager heeft opgegeven en diens rijbewijs heeft overgelegd."
4.2.
De onderhavige aanvraag steunt op dezelfde gronden die de Hoge Raad bij voormeld arrest ongenoegzaam heeft bevonden, te weten dat niet de aanvrager maar [betrokkene 1] op 27 mei 2012 de bestuurder is geweest van de personenauto waarmee de bewezenverklaarde snelheidsovertreding is begaan. De aanvrager kan dan ook niet in zijn aanvraag worden ontvangen.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de aanvraag tot herziening niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 mei 2017.