Het Hof heeft ten aanzien van de opgelegde ISD-maatregel het volgende overwogen:
"De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep, evenals in eerste aanleg, op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel niet kan worden opgelegd. De raadsman heeft hierbij gewezen op de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers (Richtlijn), waaruit afgeleid zou moeten worden dat een ISD-maatregel pas door het openbaar ministerie gevorderd mag worden als er sprake is van tien onherroepelijke veroordelingen in de afgelopen vijf jaren.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De door de raadsman aangehaalde Richtlijn regelt het strafvorderingsbeleid van het openbaar ministerie bij meerderjarige veelplegers, in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel en geeft in dat kader een aantal definities van - onder meer - categorieën veelplegers en aanwijzingen voor het vorderen van de ISD-maatregel. Voor zover relevant volgt uit deze Richtlijn, kort gezegd, dat het openbaar ministerie het vorderen van een ISD-maatregel overweegt indien er sprake is van een persoon die - onder andere - in de vijf jaren voorafgaand aan het laatste misdrijffeit voor meer dan tien misdrijffeiten proces-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden, waarvan ten minste één misdrijffeit in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit. Deze definitie heeft, aldus de letterlijke tekst van de Richtlijn, "betrekking op alle misdrijffeiten waarvoor een proces-verbaal is opgemaakt dat is ingestuurd aan het openbaar ministerie. Misdrijffeiten in een proces-verbaal die door het OM zijn afgedaan met een technisch sepot mogen niet worden meegeteld. Dat geldt ook voor misdrijffeiten waarvan de betrokkene is vrijgesproken."
Reeds gelet op de formulering van de Richtlijn ontbeert de stelling van de raadsman feitelijke grondslag. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat "of voor de misdrijffeiten een - al dan niet onherroepelijke - veroordeling is gevolgd, (...) niet relevant (is). Slechts feiten die in een vrijspraak of een technisch sepot zijn geëindigd, zijn uitgesloten van de telling." Het hof stelt in het verlengde hiervan vast dat uit het de verdachte betreffende Uittreksel van de Justitiële Documentatie d.d. 21 oktober 2015 volgt dat jegens verdachte, uitgezonderd de misdrijffeiten waarvoor een technisch sepot of vrijspraak is gevolgd, ter zake van meer dan tien misdrijffeiten processen-verbaal zijn opgemaakt en ingestuurd, waarvan meer dan één in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderhavige, zijnde het laatste, misdrijffeit. De Richtlijn staat derhalve niet in de weg aan de door het openbaar ministerie gedane vordering tot oplegging van de ISD-maatregel.
Ten overvloede stelt het hof - overeenkomstig hetgeen de rechtbank reeds ten aanzien van de oplegging van de maatregel heeft overwogen - vast dat voldaan is aan de wettelijke criteria voor oplegging van de ISD-maatregel zoals neergelegd in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. Het openbaar ministerie heeft, bij monde van de officier van justitie en de advocaat-generaal, zoals hiervoor vastgesteld in lijn met zijn eigen beleidsregels de oplegging van de ISD-maatregel gevorderd. Het onder 1 primair bewezenverklaarde betreft een door verdachte begaan misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit verdachtes reeds genoemde Justitiële Documentatie blijkt dat hij in de vijf jaren voorafgaand aan het onderhavige misdrijf meer dan drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, welke vrijheidsbenemende straffen - zo blijkt uit de verdachte betreffende registratiekaart d.d. 22 oktober 2015 - ook reeds tenuitvoergelegd waren voorafgaand aan het begaan van het onderhavige feit. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Ten slotte eist de veiligheid van personen en goederen de oplegging van de ISD-maatregel.
Gelet op het voorgaande ziet het hof geen aanleiding om te oordelen dat het openbaar ministerie niet tot vordering van de ISD-maatregel over had mogen gaan, noch dat enig ander beletsel aan de oplegging van de ISD-maatregel in de weg staat. Het hof verwerpt derhalve het door de raadsman gevoerde verweer."