Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
16 mei 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 17 september 2015 is gewezen. De verdachte, geboren in 1988, heeft middelen van cassatie voorgesteld via zijn advocaat G. Spong. De zaak betreft schuldwitwassen, waarbij de verdachte kinderopvangtoeslag heeft ontvangen op een bankrekening, die afkomstig was uit een misdrijf. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen op 16 mei 2017, en het arrest is uitgesproken door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in aanwezigheid van waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.