In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de indeling van douanerechten voor CI+ modules. De belanghebbende, een douane-expediteur, had op 11 december 2011 aangifte gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van CI+ modules, afkomstig uit China. De belanghebbende had deze modules ingedeeld onder postonderverdeling 8523 52 10 van de Gecombineerde Nomenclatuur (GN), maar verzocht later om terugbetaling van de douanerechten op basis van een andere indeling, namelijk postonderverdeling 8471 90 00, die een tarief van 0% hanteert. De Inspecteur wees dit verzoek af, wat leidde tot een hoger beroep bij het Gerechtshof Amsterdam.
Het Hof oordeelde dat de CI+ modules moesten worden ingedeeld in postonderverdeling 8543 70 90 van de GN, met een tarief van 3,7%. Het Hof stelde vast dat de hoofdfunctie van de CI+ modules was om versleutelde digitale televisiesignalen te decoderen, en dat het lezen van de smartcard slechts een bijzaak was. De belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak, met de stelling dat het Hof niet alleen rekening had mogen houden met de consument, maar ook met de aanbieder van digitale televisie.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. De Raad bevestigde dat bij het bepalen van de hoofdfunctie van een product de perceptie van de consument leidend is, en dat de indeling van de CI+ modules door het Hof correct was. De Hoge Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.