In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 september 2015, nr. 15/00071. Dit hoger beroep was ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nr. AWB 14/3266) betreffende een opgelegde naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen aan belanghebbende, een besloten vennootschap. De Hoge Raad heeft op 27 januari 2017 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak, geregistreerd onder nummer 15/05220.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Het middel dat door de Staatssecretaris was voorgesteld, faalde op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest van de Hoge Raad in de zaak met nummer 15/02273. Dit arrest is aan het huidige arrest gehecht in geanonimiseerde vorm. De Hoge Raad heeft de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1485 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens is er een griffierecht van € 497 opgelegd aan de Staatssecretaris.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president J.A.C.A. Overgaauw, bijgestaan door de raadsheren E.N. Punt, P.M.F. van Loon, L.F. van Kalmthout en M.E. van Hilten, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.