Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3. Beslissing
31 januari 2017.
Hoge Raad d.d. 2 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2572: Uw Hoge Raad geeft er blijkt van zeer kritisch te zijn bij het aannemen van opzet aan de zijde van de verdachte op het aanwezig hebben van verdovende middelen, ook indien die verdovende middelen in een woning zijn aangetroffen en de verdachte van die woning gebruik maakte. Hierin werd AG gevolgd die concludeerde tot vernietiging van het veroordelend arrest, in het bijzonder omdat voor de bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen de enkele vaststelling dat verdachte in de woning verbleef en op de hoogte was van het feit dat er hennep aanwezig was, niet voldoende is. Het gaat er om dat door de verdachte daadwerkelijk beschikkingsmacht is uitgeoefend over de verdovende middelen. In dat verband was onvoldoende dat de verdachte in een kamer sliep in een woning waarbij in andere kamers verdovende middelen werden aangetroffen. Niet bleek dat de verdachte van die kamers gebruik heeft gemaakt en daadwerkelijk beschikkingsmacht heeft uitgeoefend over de aldaar aanwezige verdovende middelen.
Hoge Raad d.d. 12 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN4319: Uw Hoge Raad geeft er blijk van een kritische opstelling te verwachten van het hof zodra het gaat om verdovende middelen die kennelijk verborgen waren (in casu verstopt in een afzuigkap) en de aanwezigheid van die verdovende middelen niet zonder meer kenbaar hoeft te zijn geweest voor de verdachte.