ECLI:NL:HR:2017:762

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 april 2017
Publicatiedatum
20 april 2017
Zaaknummer
16/04256
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag loonheffing over meerdere jaren

In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, die op 12 juli 2016 was gewezen in hoger beroep tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een naheffingsaanslag loonheffing die aan belanghebbende was opgelegd over het tijdvak van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012. De Hoge Raad heeft op 21 april 2017 uitspraak gedaan in deze cassatieprocedure, geregistreerd onder nummer 16/04256.

Belanghebbende heeft een middel voorgesteld in het cassatieberoep, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. Vervolgens heeft belanghebbende een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit werd onderbouwd met de overweging dat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist volgens artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in deze zaak beoordeeld en heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in stand blijft. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

21 april 2017
Nr. 16/04256
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 12 juli 2016, nr. 15/00837, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 15/367) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag loonheffing over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2012.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2017.