ECLI:NL:HR:2017:748

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 april 2017
Publicatiedatum
20 april 2017
Zaaknummer
17/00874
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herziening van een eerder arrest in bestuurs- en belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 april 2017 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door een belanghebbende, die het arrest van 9 december 2016 (nr. 16/03379, ECLI:NL:HR:2016:2790) wilde laten herzien. De Hoge Raad heeft het verzoek tot herziening beoordeeld op ontvankelijkheid. De Hoge Raad oordeelde dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigt, omdat het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden bevatte die onder artikel 8:119, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vallen. Hierdoor kon het verzoek niet leiden tot herziening van het eerdere arrest.

De Hoge Raad heeft, gehoord de Procureur-Generaal, besloten het verzoek tot herziening niet-ontvankelijk te verklaren. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en M.E. van Hilten. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 21 april 2017, waarbij ook de waarnemend griffier E. Cichowski aanwezig was. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van de vereisten voor ontvankelijkheid in herzieningsprocedures.

Uitspraak

21 april 2017
Nr. 17/00874
Arrest
gewezen op het verzoek van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 9 december 2016, nr. 16/03379, ECLI:NL:HR:2016:2790.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De Hoge Raad is van oordeel dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat het klaarblijkelijk niet tot herziening van voormeld arrest en derhalve niet tot cassatie kan leiden, aangezien het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, lid 1, van de Awb behelst.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur‑Generaal – het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2017.