Uitspraak
1.De bestreden uitspraak
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
18 april 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een einduitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die op 21 juni 2016 werd gedaan in het kader van een uitleveringsverzoek van de Verenigde Staten van Amerika. De opgeëiste persoon, geboren in 1959, is door het Hof toelaatbaar verklaard voor uitlevering ter strafvervolging. De feiten zijn beschreven in een Affidavit van J. Lonergan, Assistent United States Attorney voor het Southern District of New York, gedateerd 2 mei 2016.
Het beroep in cassatie is ingesteld door de opgeëiste persoon, vertegenwoordigd door advocaat R.J. Baumgardt uit Spijkenisse. In de schriftelijke middelen van cassatie die zijn ingediend, wordt betoogd dat de beslissing van het Hof onjuist is. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de raadsman heeft hierop schriftelijk gereageerd.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, en dit arrest is uitgesproken op 18 april 2017 door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier.