Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
11 april 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 27 juli 2015 is gewezen. De verdachte, geboren in 1972, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij een verzoek om een getuige te horen, die in Suriname verblijft, is afgewezen. De verdediging stelde dat de verklaringen van deze getuige als bewijs zijn gebruikt, wat volgens hen onterecht was. De advocaat van de verdachte, P.A. van der Waal, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal, P.C. Vegter, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Op 11 april 2017 heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.