Uitspraak
[X]te
[Z], Slowakije (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Zeeland-West-Brabantvan 20 januari 2017, nr. BRE 16/3489, op het verzet van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank van 29 augustus 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 april 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van Slowakije tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Rechtbank had op 20 januari 2017 het verzet van Slowakije tegen een eerdere uitspraak van 29 augustus 2016 gegrond verklaard. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad alleen kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van de bestuursrechter als dit bij wet is bepaald. In dit geval was er geen wettelijke basis voor het cassatieberoep, aangezien de Rechtbank een verzet gegrond had verklaard. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 124 wordt teruggegeven door de Griffier van de Hoge Raad.