ECLI:NL:HR:2017:612

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
6 april 2017
Zaaknummer
16/04360
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag loonheffingen

In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, die op 20 juli 2016 werd gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De zaak betreft een naheffingsaanslag loonheffingen die aan belanghebbende was opgelegd over het tijdvak maart 2013. De Hoge Raad heeft de zaak op 7 april 2017 behandeld en het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Belanghebbende heeft in cassatie een middel voorgesteld, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 7 april 2017, waarbij de vice-president R.J. Koopman als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

7 april 2017
Nr. 16/04360
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 20 juli 2016, nr. BK-14/01665, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 14/1739) betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag loonheffingen over het tijdvak maart 2013.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2017.