Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
4 april 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de veroordeling van een lid van de Tamil Tijgers (LTTE) wegens deelname aan een internationale criminele organisatie en een nationale criminele organisatie (TCC) die zich bezighoudt met het plegen van terroristische misdrijven. De Hoge Raad heeft op 4 april 2017 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 15/04693.
De veroordeling was gebaseerd op de deelname aan een organisatie die betrokken is bij terroristische activiteiten in het kader van een niet-internationaal gewapend conflict op Sri Lanka. De middelen die in cassatie zijn aangevoerd, waren gericht tegen de vrijspraak van deelname aan een nationale criminele organisatie die tot doel had afpersing te plegen, alsook tegen de vrijspraak van opruiingsfeiten en de opgelegde straf.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de aangevoerde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat de middelen geen nadere motivering behoeven omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep dan ook verworpen, waarmee de eerdere veroordeling in stand blijft.