ECLI:NL:HR:2017:551

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 maart 2017
Publicatiedatum
30 maart 2017
Zaaknummer
17/00751
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraak van de Rechtbank inzake proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 19 januari 2017. De Rechtbank had het verzoek van de belanghebbende om vergoeding van proceskosten afgewezen. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling allereerst gekeken naar de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad alleen kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van de bestuursrechter als dit bij wet is bepaald. In dit geval was er geen wettelijke bepaling die het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank mogelijk maakte, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.

Daarnaast heeft de Hoge Raad overwogen dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit betekent dat de kosten die de belanghebbende heeft gemaakt in het kader van deze procedure niet door de andere partij vergoed hoeven te worden. De Hoge Raad heeft uiteindelijk besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren, wat inhoudt dat de eerdere uitspraak van de Rechtbank in stand blijft. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en is genomen door een collegiaal orgaan van de Hoge Raad, bestaande uit de voorzitter en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.

Uitspraak

31 maart 2017
Nr. 17/00751
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Amsterdamvan 19 januari 2017, nr. AMS 15/6229 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank betreffende de afwijzing van diens verzoek om vergoeding van proceskosten, alsmede diens verzoek om schadevergoeding.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad enkel kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Rechtbank als de onderhavige, die is gedaan in een geschil betreffende de besluitvorming ingevolge de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR). Het beroep in cassatie dient derhalve niet‑ontvankelijk te worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2017.