Uitspraak
gevestigd te Utrecht,
gevestigd te Utrecht,
kantoorhoudende te ’s-Hertogenbosch,
mr. P.R. D
ekker,kantoorhoudende te Rosmalen,
mr. G. te B
iesebeek,
kantoorhoudende te Helmond,
allen in hun hoedanigheid van curator in het faillissement van 2SQR Participatiemaatschappij B.V.,
beiden in hun hoedanigheid van curator in de faillissementen van 2SQR Holding B.V., Beheersmaatschappij Floris B.V., German Supermarkets “Saggittarius” Properties IV B.V., Leonardo Properties Vught B.V., Klassische Immobilien Deutschland B.V. en Sagittarius Properties VI B.V.,
gevestigd te Wiesbaden, Duitsland,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Uitgangspunten in cassatie
- i) SNS Bank is een dochtervennootschap van SNS Reaal. PRPZ Financiering Participaties B.V. (hierna: PRPZ; voorheen: SNSPF Financiering Participaties B.V.) is een dochtervennootschap van Propertize B.V. (hierna: Propertize; voorheen: SNS Property Finance B.V.). Propertize was tot 1 januari 2014 een dochtervennootschap van SNS Bank.
- ii) Op 4 december 2006 heeft SNS Bank een verklaring in de zin van art. 2:403 lid 1, aanhef en onder f, BW (hierna: 403-verklaring) afgelegd voor schulden die voortvloeien uit rechtshandelingen van Propertize. De verklaring luidt, voor zover van belang, als volgt.
- iii) Op 30 januari 2008 heeft SNS Reaal een gelijkluidende 403-verklaring afgelegd voor schulden die voortvloeien uit rechtshandelingen van PRPZ.
- iv) Bij besluit van de minister van Financiën van 1 februari 2013 zijn ten name van de Staat onteigend de door of met medewerking van SNS Reaal respectievelijk SNS Bank uitgegeven aandelen en andere effecten. Het onteigeningsbesluit is op 1 februari 2013 in werking getreden.
- v) Op 31 december 2013 hebben SNS Bank en SNS Reaal de hiervoor onder (ii) en (iii) genoemde 403-verklaringen ingetrokken. Ieder van hen heeft op die dag tevens op de voet van art. 2:404 lid 3, aanhef en onder b, BW een mededeling gedaan van het voornemen tot beëindiging van de aansprakelijkheid voor schulden die voortvloeien uit rechtshandelingen van Propertize respectievelijk PRPZ die zijn verricht vóór 1 januari 2014.
- vi) Op 1 januari 2014 is Propertize met haar dochtervennootschap PRPZ afgesplitst van SNS Reaal en SNS Bank. Op die datum heeft SNS Bank haar aandelen in Propertize overgedragen aan de Nederlandse Staat.
- vii) In 2011 en 2012 zijn 2SQR Participatiemaatschappij B.V., 2SQR Holding B.V., Beheersmaatschappij Floris B.V., German Supermarkets “Sagittarius” Properties IV B.V., Leonardo Properties Vught B.V., Klassische Immobilien Deutschland B.V. en Sagittarius Properties VI B.V. (hierna: de gefailleerde vennootschappen) faillietverklaard. Zij exploiteerden ondernemingen die vastgoedprojecten in Nederland en Duitsland ontwikkelden. Ter financiering van hun projecten hadden zij kredietovereenkomsten gesloten met Propertize. De curatoren hebben het totale boedeltekort begroot op afgerond € 157 miljoen.
- viii) De curatoren hebben Propertize en SNS Bank bij dagvaarding van 2 juni 2015 gedagvaard en onder meer gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart (1) dat Propertize toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens de gefailleerde vennootschappen, althans dat zij onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld, en dat Propertize uit dien hoofde schadeplichtig is, welke schade bij staat dient te worden opgemaakt, en (2) dat SNS Bank ingevolge de 403-verklaring aansprakelijk is voor de vergoeding van de schade die de gefailleerde vennootschappen hebben geleden en nog zullen lijden ten gevolge van die toerekenbare tekortkoming, althans dat sprake is van onrechtmatig handelen jegens de gefailleerde vennootschappen, welke schade nader bij staat dient te worden opgemaakt. Voorts hebben de curatoren gevorderd dat Propertize en SNS Bank hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 100 miljoen op de gestelde schade.
23. GARANTSTELLINGEN
Reikwijdte van de 403-verklaring van SNS en de vorderingen van curatoren
4.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
5.Beoordeling van het middel
6.Beslissing
31 maart 2017.