ECLI:NL:HR:2017:453

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 maart 2017
Publicatiedatum
16 maart 2017
Zaaknummer
17/00524
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake hondenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 maart 2017 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van W.R. van Veen tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. Het Gerechtshof had op 31 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, die betrekking had op de aan W.R. van Veen opgelegde aanslag in de hondenbelasting voor het jaar 2013. De belanghebbende, W.R. van Veen, heeft in cassatie een aantal middelen voorgesteld, waarop het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam een verweerschrift heeft ingediend.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig was, omdat de voorgestelde middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in stand heeft gelaten.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad was dus dat het beroep in cassatie ongegrond werd verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 17 maart 2017.

Uitspraak

17 maart 2017
Nr. 17/00524
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 31 mei 2016, nrs. 15/00060 en 16/00231, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. AMS 13/4666) betreffende de aan W.R. van Veen voor het jaar 2013 opgelegde aanslag in de hondenbelasting.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2017.