Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
14 maart 2017.
Hoge Raad
Op 14 maart 2017 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 9 november 2015 was gewezen. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1963, die in cassatie is gegaan tegen het eerdergenoemde arrest. De verdachte werd bijgestaan door advocaat R.J. Baumgardt, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de argumenten van de verdachte niet heeft kunnen volgen en het beroep heeft verworpen.
De uitspraak is gedaan door vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en V. van den Brink, en is openbaar uitgesproken. De zaak heeft betrekking op bewijsklachten met betrekking tot medeplegen van uitvoer van hennep en witwassen, en is in samenhang beoordeeld met meerdere andere zaken.